Match made in heaven

Bij een eerste ontmoeting streek ze in het voorbijgaan subtiel langs mijn benen terwijl ik op de bank zat. Vanaf dat moment wist ik op de een of andere manier dat ze bij mij hoorde. Ik had voor haar gekozen en niet andersom. Het lot zorgde ervoor dat ze niet meer op haar oude stek kon blijven, omdat ze steeds een huisgenoot naar de bovenste etage joeg. Ze konden niet in dezelfde ruimte zijn zonder elkaar in de haren te vliegen. Haar verzorgster, een vriendin van mijn moeder, bracht haar daarom op mijn verzoek naar mij. Toen ze voor het eerst in mijn keuken stond, hielden we in het begin nog een beetje afstand. “Een match made in heaven”, riep haar ex-verzorger dolenthousiast toen ze ons beiden in mijn woning zag staan, op anderhalve meter afstand.


Al gauw had mijn kersverse huisgenoot zich haar nieuwe woning eigen gemaakt. Het voelde voor haar zo vertrouwd, dat het niet lang duurde voordat ze op mijn schoot klom. Daarbij bleek ze een smulpaap. Het aanrecht was aantrekkelijk. Als ik een boterham smeerde of een maaltijd kookte, was ze erop gespitst om een graantje mee te pikken. Haar lijf dijde ondertussen uit, tot mijn ongenoegen.


Haar steeds vollere omvang was niet de reden dat ze van de een op de andere dag onwel werd. Er was al wel het een en ander aan de hand; een aangeboren hartruis bleef als een tikkende tijdbom op de achtergrond van onze hechte band aanwezig. Dit werd haar uiteindelijk fataal.

Afscheid

Langzaam ontdeed ik mij van haar jarenlange aanwezigheid. Eerst de voederbakjes en het voer, dan de kattenbak, de kattenbench en als laatste verdween de krabpaal naar de Kringloop en Dierenvoedselbank. Haar haren kleefden nog aan de bedrand van de dekens waar ze op lag en soms onder kroop om zich tegen mij aan te nestelen. Haar haren bleken hardnekkig, net zo eigenzinnig als mijn dierenvriendje kon zijn. Onaangetast bleef het kuiltje in een beschermhoes, waar ze de weken voor haar overlijden op sliep. Het dierenpaspoort gooide ik bijna onachtzaam in de prullenbak. De dood is wreed, ik lijk er harder van te worden. Die kant heb ik blijkbaar, al ben ik er niet content mee.


Vanwege haar dood ging ik door een weliswaar korte rouwfase, met alle gevoelens die je hebt wanneer je een dierbare verliest: De schuldgevoelens, de ontwenning en de langzame ontmanteling van een huis, wat zes jaar lang door haar aanwezigheid werd gedomineerd. Haar onvoorwaardelijke liefde, trouw, aanhankelijkheid en haar afhankelijkheid; als alleenstaande zonder kinderen verkeerde ik met mijn huisdier in goed gezelschap.

Maatje voor het leven

Een kat als huisdier is een maatje voor het leven. Zo liep ze vaak een eindje met mij mee als ik naar de Kringloop wandelde. Ze wachtte mij buiten miauwend op wanneer ik thuis kwam van het boodschappen doen. Sommige buurtbewoners noemden haar gekscherend: ‘een halve hond.’ De poes kwam zelfs voor mij op wanneer er mensen aan mijn deur stonden. Als iets niet helemaal in orde leek, dan voelde ze dat aan. Op zo’n moment rende ze een aantal keren vlug heen en weer door de half openstaande voordeur, als afleidingsmanoeuvre. Ze zeggen dat je als alleenstaande vrouw kwetsbaarder bent voor soortgenoten met slechte bedoelingen.

Houdini

Bij een dierenarts stond ze bekend als Houdini, de boeienkoning. Na een sterilisatie trachtten ze haar bijna tevergeefs in een pakje te hijsen. Het stoffen omhulsel met drukknoopjes aan de onderkant, moest voorkomen dat ze haar hechtingen openbeet. Ik postte hiervan geen foto op Facebook; het was een gênante vertoning voor zo’n kattenlady.

Wanneer ik nu een fragment van het liedje Houdini van Dua Lipa op de radio hoor: I am not here for long, catch me or I go, Houdini, gaan mijn gedachten uit naar mijn overleden dierenvriendje. Of ik het nu wil of niet. Ergens is die zin: I am not here for long in dat lied troostrijk, alsof haar korte leven (ze was bijna tien geworden) van tevoren gepland was.

Leave a Comment

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *