Geschatte leestijd: 4 minuten
Voor het keukenraam zag ik een vaalrode auto vlot de hoek om draaien. De auto stopte vlak voor mijn deur. Een man van bijna twee meter wrikte zich uit het portier. Het was Mike, mijn date. Zijn achterover gekamde, zwarte haren waren strak tegen zijn schedel geplakt. Ik had hem leren kennen op een buitenfeest. Wij deelden dezelfde muzieksmaak en spraken over onze platencollectie; rockbands uit de jaren zestig. Vandaag zou onze eerste echte afspraak zijn.
Verrassingstocht
Met zijn leren zwarte puntschoenen zette hij kordate passen naar mijn voordeur. “Ben je klaar voor de verrassingstocht?”, vroeg hij toen ik de deur open deed. Hij had me verzekerd dat het een leuke dag zou worden en attendeerde me erop dat ik niets mee hoefde te nemen, behalve mijn goede humeur, gymschoenen en nette kleding. De gympies had ik verdekt opgesteld in mijn geweven stro tas van biokatoen. Ik droeg mijn favoriete zwarte pumps. De zon scheen fel. De motor van de auto gromde licht toen we op weg gingen.
Het hongerige motorblok wilde vooruit. “Je hoeft maar heel even op het gaspedaal te trappen en hij reageert als een gevoelig beestje”, vertelde Mike trots. Ondertussen hield ik mij vast aan de zitting van de stoel, vooral in haarspeldbochten van de landelijke omgeving waar we ons nu bevonden, weg van de snelweg.
Open veld
“Ik ken een hele leuke plek in het open veld, waar we kunnen picknicken. Het is daar zo mooi, met wilde gele bloemen. De namen ken jij vast beter dan ik.” “Duizendblad, Groot Streepzaad…” Ik fantaseerde hardop over een zomerse bloemenweide. Het raampje van de auto stond open en ik ademde een warme grasgeur in.
We kwamen bij een parkeerplaats langs de rand van een bos, met een paar auto’s. Het veld werd omgeven door hoge bomen en hun groene tooien. Via een zanderig pad kwamen we bij de veelbesproken plek midden in het bos. Er stond een hoog hek voor. Het was niet bepaald een entourage voor een romantische picknick. Van het oorspronkelijke bloemenveld waren alleen een paar bulten zand over, waaruit hier en daar een vasthoudend stukje gras en Guldenroede stak. Het bakje van de hijskraan hapte met opengesperde bek in een zandbult en wachtte werkloos tot de bouwvakkers terugkwamen van hun bouwvakvakantie. Ik speurde het terrein af en bij het zien van een opzichtige grote container liet ik een teug adem uit mijn geopende mond ontsnappen. De zon brandde in mijn hoofdhuid en de tas met picknickspullen, die ik in een hand vasthield, gleed naar de grond. Met opgetrokken wenkbrauwen keek ik naar Mike. Die schudde met zijn hoofd naar het opengebroken veld, alsof het schuldig was. Toen draaide hij zijn gestalte naar mij en zei teleurgesteld: “Sorry. Dit was niet de bedoeling, maar…ik weet het goed gemaakt.” Zijn woorden waren aaneengeregen met getemperd enthousiasme.
Ik vroeg mij af wat er nog ging komen. “Twee kilometer hier vandaan is een leuk en sfeervol restaurant”, opperde Mike. “We gaan dat stuk niet wandelen, ik breng je met de auto.” Ik liep met hem terug naar de parkeerplaats en hij hield het portier voor me open. “Stapt u maar in dame”, zei hij met een glimlach.
We reden over een tachtig kilometer weg met bomen aan weerskanten. Hij draaide licht aan het stuur en het wagentje zwierde een landweg in, waarbij de auto bijna gewichtloos leek en kantelde. “Doe voorzichtig”, riep ik uit.
Volgende week deel twee